In tegenstelling tot groenten, die tot de plantenwereld behoren, worden champignons als fungi ingedeeld. Dit betekent dat ze specifieke kenmerken hebben. Ze hebben geen chlorofyl en ondergaan geen fotosynthese. In voeding worden champignons vaak gegroepeerd met groenten, omdat ze een vergelijkbare rol spelen in het voedingspatroon. Ze hebben echter een uniek voedingsprofiel dat verschillende voedselgroepen overbrugt en voedingsstoffen levert die ook in fruit, groenten, vlees en granen zitten.
Vaak gekweekte, eetbare champignons zijn vooral de gewone verse champignons maar ook minder bekende soorten zoals shiitakes, oesterzwammen, pholiota, maitake en enoki. Elke soort heeft een unieke smaak en textuur.
Alle commercieel verkochte, verse gekweekte champignons zijn veilig om te eten, maar wilde paddenstoelen mag je enkel met deskundige begeleiding eten worden vanwege het risico op vergiftiging.
Cremini-champignons zijn de bruine versie van witte champignons. Ze hebben een iets donkerdere kleur en een diepere smaak. Wanneer ze volledig volgroeid zijn, worden witte of cremini-champignons portobello’s, met een grote open hoed.
De culinaire ervaring van verse champignons en champignons uit blik kan verschillen. Terwijl je champignons uit blik met hun aardse smaak naadloos aan gekookte gerechten zoals stoofschotels kunt toevoegen, zorgen verse champignons voor een aangename textuur en een fijn gevoel in de mond. Hierdoor zijn ze ideaal als bijgerecht of als hoofdingrediënt in verschillende recepten. De keuze tussen verse champignons of champignons uit blik hangt af van je persoonlijke voorkeur en van het gerecht. Het beste is om met beide soorten te experimenteren om de smaken en texturen te vinden die je gerechten verbeteren!
Vele gekweekte Europese champignons (witte , cremini- en portobello-champignons en oesterzwammen) kun je rauw eten, maar sommige soorten, zoals shiitakes, moet je altijd bereiden. Bekijk de nationale richtlijnen voor het eten van champignons.